Koninklijke onderscheiding voor vertrekkende raadsleden Roeland Mathijsen en Dimitri van der Donk
Gepubliceerd: donderdag 27 maart 2014 08:31
Schijndel – Woensdagavond 26 maart werd er tijdens de openbare vergadering van de gemeenteraad in de raadzaal van het gemeentehuis afscheid genomen van alle vertrekkende raadsleden. Daarbij heeft burgemeester Jetty Eugster twee Schijndelse volksvertegenwoordigers na 12 jaar raadslidschap de heer R.W.M. [Roeland] Mathijsen woonachtig in de Debussystraat en de heer A.J.H. [Dimitri] van der Donk woonachtig in de Sterrenlaan een Koninklijke Onderscheiding met de bijbehorende versierselen uitgereikt. Beide heren zijn bijgeschreven als Lid in de Orde van Oranje Nassau. Morgenavond donderdag 27 maart worden de nieuwe raadsleden geïnstalleerd in de openbare raadsvergadering in de raadszaal van het gemeentehuis. Hieronder kunt u de motivatie lezen waarom beide raadsleden deze onderscheiding hebben ontvangen. Tevens vindt u informatie over het onderscheiden van volksvertegenwoordigers. Woensdag hebben alle drie de PvdA raadsleden afscheid genomen van de Schijndelse raad...
Beschrijving bijzondere verdiensten Vanwege defungeren als volksvertegenwoordiger. Decorandus is sinds 2002 raadslid van de gemeente Schijndel en heeft zich in deze 12 jaren buitengewoon en met grote inzet verdienstelijk gemaakt.
Het onderscheiden van volksvertegenwoordigers In het kader van de herziening van het stelsel heeft de Tweede Kamer een aantal malen overleg gevoerd met de (vorige) minister van Binnenlandse Zaken over het onderscheiden van volksvertegenwoordigers. Deze debatten hebben tot de conclusie geleid dat het te verkiezen is om voor defungerende volksvertegenwoordigers automatismen te hanteren bij het toekennen van onderscheidingen, indien voldaan is aan bepaalde voorwaarden m.b.t. de zittingsduur. Daarmee wordt voorkomen dat het functioneren van leden van controlerende organen met een direct kiezersmandaat onderwerp wordt van beoordeling door gecontroleerde organen. De beoordeling van hun functioneren vindt immers plaats door middel van de verkiezingen voor de vertegenwoordigende organen.
Dit alles heeft zijn beslag gekregen in art. 14 van het Ordereglement, dat zich ook uitstrekt tot ministers en staatssecretarissen. Indien er sprake is van op elkaar volgende bestuurlijke functies ligt het voor de hand om de onderscheiding op grond van art. 14 toe te kennen bij het beëindigen van de laatste bestuurlijke functie. Dit is echter geen hard criterium, maar een bij voorkeur te volgen lijn, waarvan met reden kan worden afgeweken.
Het bestaan van een controlerelatie is dus een factor geweest bij de keuze voor dit artikel in het Ordereglement. Omdat het herziene stelsel zich in beginsel niet goed verdraagt met automatismen, dient de kring van automatisch te decoreren personen wel zo beperkt mogelijk te blijven. Daarom zal het kabinet geen gevolg geven aan aanbeveling V om art. 14 Ordereglement uit te breiden met andere gekozen functionarissen als waterschapsbestuurders en deelgemeenteraadsleden. Voor waterschappen en deelgemeenten geldt dat hun bestuurders geen rol spelen in het proces van decoratieverlening, zodat de bovengenoemde spanning zich hier ook niet voordoet. Wel kunnen waterschapsbestuurders en deelgemeenteraadsleden uiteraard op basis van hun totale maatschappelijke verdiensten los van art. 14 worden gedecoreerd.
De graad van onderscheiding bij deze automatismen is niet vastgelegd in het Ordereglement. In 1996 heeft het kabinet besloten dat enige differentiatie zou worden aangebracht in de hoogte van de onderscheidingen. Leden van de Staten-Generaal en van het Europese parlement worden in aanmerking gebracht voor Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en Staten- en gemeenteraadsleden voor Lid in de Orde van Oranje-Nassau. Het automatisme houdt dus in dat het Kapittel geen enkele discretionaire ruimte heeft om te adviseren over het toekennen of de hoogte van een onderscheiding.
Het Kapittel geeft nu in overweging een nadere differentiatie aan te brengen tussen gedeputeerden en wethouders enerzijds en overige Staten- en raadsleden anderzijds, zoals verwoord in aanbeveling IV. Dit voorstel doet geen afbreuk aan het automatisme. Het betekent slechts dat het automatisme leidt tot de graad van Ridder in plaats van Lid in de Orde van Oranje-Nassau. Het kabinet meent dat het systeem van automatismen voor volksvertegenwoordigers nog steeds te verkiezen is boven andere denkbare alternatieven zoals bijvoorbeeld het geheel achterwege laten van onderscheidingen in verband met het defungeren als volksvertegenwoordiger.
Daarmee sluit het kabinet niet de ogen voor signalen dat onderdelen van dit systeem als niet bevredigend worden ervaren. Dit blijkt gezien de reacties op de rapportage en signalen na de recente raads- en Statenverkiezingen (de eerste na herziening van het stelsel) het geval te zijn met betrekking tot de graad van onderscheiding van wethouders en gedeputeerden. Daarom wil het kabinet deze zeer partiële aanpassing aanbrengen in de toepassing van het automatisme conform de aanbeveling van het Kapittel.
In de praktijk blijkt onduidelijkheid te bestaan over de vraag of andere verdiensten dan de vervulling van de vertegenwoordigende functie mee kunnen wegen bij het bepalen van de graad van onderscheiding. Het kabinet is van mening dat het automatisme van art. 14 Ordereglement zo zuiver mogelijk moet worden toegepast. Er mag geen grijs gebied ontstaan. Dit betekent dat het defungeren slechts aanleiding kan geven tot de graad die in het kabinetsbesluit is vastgesteld.
Een andere situatie doet zich voor als er sprake is van maatschappelijke verdiensten die geheel los staan van de functie als volksvertegenwoordiger en op zichzelf voldoende argumenten opleveren voor een onderscheiding op een bepaald niveau. In dit geval is er geen sprake van een automatische onderscheiding in verband met het defungeren. Het beëindigen van de functie is dan ook niet perse het voor de hand liggende moment om tot decoratie over te gaan. Indien deze situatie zich voordoet, zal derhalve een keuze moeten worden gemaakt voor een onderscheiding op grond van art. 14 Ordereglement in verband met het defungeren of voor een onderscheiding op andere gronden die al dan niet bij gelegenheid van het afscheid wordt uitgereikt.